Amstelveen - Het gebeurt vrij weinig, want hij weet dat ik een gruwelijke hekel heb aan bellen en daarom nooit opneem (voor iedereen die mij ooit probeert te bellen: als ik niet opneem en daarna app ‘héé, miste ik nou jouw telefoontje! Wat is er loos?’, dan heb ik je belletje heus niet gemist, alleen niet opgenomen. En als je belde met een voor mij onbekend nummer, dan nam ik niet op omdat ik eerst je nummer moest googelen om te bepalen of ik je wilde spreken). Maar goed. André Gerritsen, goede vriend en tevens hoofdredacteur van dit blad, belde. En dat doet hij nóóit, dus wist ik dat het belangrijk moest zijn.
“Hai! Komende editie is de hónderdste. Dus ook je honderdste column. Kun jij daar misschien iets mee in je stukje?”
Normaal wimpel ik mensen die aankomen met een onderwerp en eindigen met “kun jij daar iets mee in je stukje?” altijd vriendelijk af (of ik neem de telefoon gewoon niet op, kan ook). Want meestal zijn het helemáál geen leuke onderwerpen om een stukje over te schrijven. Of u moet heel hard zitten te wachten op een column over ‘bij deze lantaarnpaal ligt al de hele week een berg zand, niemand weet waarom’, ‘die rotonde nemen mensen vaak de verkeerde kant om’ of ‘hee ik heb iets leuks voor je column: *insert doodsaai onderwerp dat werkelijk niemand interesseert*´. Ook had ik inmiddels een vermogend influencer kunnen zijn als ik op alle ‘hi! we hebben een nieuw product/dienst/winkel/service, wil jij dit (gratis!!!!) uitproberen en er dan een leuk stukje over schrijven?!’ was ingegaan. De enige mail waar ik al jaren vergeefs op zit te wachten, is van iemand die aanbiedt om al die columns na 10 jaar eens te bundelen, maar tegenwoordig moet je eerst influencer zijn om een boek uit te geven, dus daar hebben we een flinke Catch22 te pakken.
U leest: zo’n onderwerp kiezen is dus geen sinecure. Maar tegen een verzoek van Mr. Amstelveenz himself kun je natuurlijk geen nee zeggen. Bovendien app ik hém meestal de zaterdag voor mijn deadline (zondag) licht gestrest: “Help! Zijn er nog onderwerpen deze editie?!”, waarna hij braaf allemaal onderwerpen doorstuurt (‘we doen iets over schoolkeuze, digitale veiligheid voor de jeugd, vuurwerk en verkiezingen’) en ik uiteindelijk altijd over totáál iets anders schrijf. Voorafgaand aan die deadline hebben de heren in Huize Visser dan al lang en breed de weddenschap ‘moet ze dit weekend ongesteld worden of haar column inleveren?’ gehouden, want zo’n deadline gaat bij mij gepaard met een heel bescheiden lontje.
En het lukt het me ook nooit, iets schrijven over een onderwerp dat iemand anders heeft bedacht. Kijk, ik had André zélf in dit stukje natuurlijk geheel terecht kunnen bewieroken en 1000 veren en een lintje kunnen toedichten omdat hij degene is die dit blad bedacht, opzette en nog altijd vol overtuiging runt. Je kunt nooit een avondje rustig met hem uit eten of hij verdwijnt verontschuldigend richting toilet “sorry hoor, er is éven een ongeluk/brand/overval/onwel persoon, zo weer terug!”. Hij verdient 100 columns vol complimenten, maar zo’n honderdste column zelf als onderwerp? Zoals de pubers zouden zeggen: “echt níemand boeit, mam”.
Gelukkig bedacht ik nét op tijd dat ik een goede 8 jaar geleden één keertje heb verzaakt, omdat de deadline van het magazine en de deadline van de zwangerschap van de jongste zoon precies op hetzelfde moment gepland waren.
Dit is dus niet de honderdste, maar nummer 99.
Kom ik daar even mooi onderuit.
Dit artikel verscheen eerder in de juli-editie van AmstelveenZ Magazine, nummer 100.