Geertje Visser: Kerst
Kerst
Het was de avond voor Sint aan zou komen maar ik zat – gestuurd door de verschijningsdatum van AmstelveenZ Magazine – een flauw stukje over kerst te tikken. Het feest der feesten. Hoogtepunt van het jaar. Eruptie van naastenliefde.
In de maand waarin de Zonen al beginnen te huilen als je naar ze wijst, omdat Sint Maarten en Sint Nikolaas zich er dus mooi niets aan gelegen laten liggen dat er ook nog een kerst moet worden gevierd aan het einde.
Een stukje doorspekt met plastic rendieren, kitscherige kransen aan de deur en lelijk knipperende tuinverlichting. Het moge duidelijk zijn: ik heb geen natuurlijke voorliefde voor kerst, van mij mag november in één vloeiende lijn doorlopen in januari. Voor iemand die het in 33 jaar nog nooit is gelukt een slavink behoorlijk gaar te krijgen, is zo’n kerstdiner een jaarlijkse worsteling. Zo bleek vorig jaar na een dag marineren en liefdevol toespreken, op het moment suprême dat mijn oven überhaupt niet voldoende kubieke meters bezat om een familievoorraad aan konijnen te huisvesten.
'Dit jaar neem ik een groot,
knipperend rendier
in de voortuin'
Mijn kerstboom – want de zonen zal het een worst zijn dat hun moeder zich er het liefst met een plastic kerstbal in de kamerplant vanaf maakt, die willen een boom tot het dak – is ieder jaar weer een toonbeeld van wansmaak. En ook het verplicht gezellige karakter waarmee we samenzijn met onze dierbaren (familieleden heten met kerst ineens ‘dierbaren’, aldus de Albert Heijnfolder) roept bij mij altijd een enorme drang naar een onbewoond eiland op.
Terwijl ik daarover tikte, begon mijn mobiel te tingelen. Het was de NOS. Parijs. Paniek. Aanslagen. Met iedere minuut drongen nieuwe, verschrikkelijke feiten de huiskamer binnen. Tenminste 120 onschuldige mensen waren afgeslacht. Dood. Weg.
Zij zouden helemaal geen kerst meer vieren. Ik liet de Zonen hun nachtplas doen. De oudste Zoon murmelde slaapdronken dat hij bang was, omdat ze op het Sinterklaasjournaal dreigden een kerktoren in brand te steken, ‘maar dat doen mensen toch niet écht he mama?’. Ik stelde hem snotterend gerust. Mensen doen veel slechte dingen, maar dát – al was het om Sinterklaas te redden –, dat niet. Tevreden glimlachend viel hij in slaap. Gerustgesteld in de mensheid.
Dit jaar neem ik een groot, knipperend rendier in de voortuin. En vier ik kerst vol overtuiging, met mijn dierbaren. Gewoon: omdat het ik het nog kan.
Geertje Visser
Deze column is verschenen in AmstelveenZ Magazine No.7 - December 2015